Aansluitend aan het welkomstwoord rond het thema Abba Vader!
-Moge wij de Verrezen Heer hervinden, die vaak anoniem aanwezig is;
“Want waar twee of drie vergaderd zijn in mijn Naam,
daar ben Ik in hun midden”.
-“Hij gaat u voor naar Galilea, daar zult u Hem zien.”
Dat een engel ons deze middag die weg wijst en
moge deze basiliek in dit uur als een Galilea voor ons allen zijn.
-Laten we Hem zoeken en herkennen, zoals Maria uit Magdala.
-Laten we Hem zoeken in de vreemdeling onderweg,
zoals leerlingen op weg naar het dorp Emmaus.
-Laten we Hem zoeken in de wonden van de wereld,
zoals Thomas van weleer.
-Laten we Hem overal zoeken waar Hij door
de gesloten deuren van angst treedt.
-Laten we Hem zoeken als Abba, onze Vader, dankend,
biddend of zingend zoals we nu zullen doen met het lied:
Dankt, dankt nu allen God.
Jaarlijks ben ik voor een werkbezoek in Sri Lanka als bestuurslid van twee stichtingen, die huizen bouwen voor dakloze gezinnen en bejaardencentra voor oude mensen waar soms nauwelijks iemand naar omkijkt. We bouwden weeshuizen voor die kinderen, die geen ouders meer hebben, of ouders die naar het buitenland vertrokken, om zich als een slaaf van deze tijd te verhuren voor jaren. Soms zijn kinderen aan hun lot overgelaten als ouders verslaafd zijn geraakt, of vanwege de uitzichtloze leefomstandigheden zelfdoding deden. De eerste keer dat ik daar op bezoek was, ging ik met een Sri Lankaanse collega een sloppenwijk binnen in de stad Kurunegala. Ik ken wel de armoede van vroeger bij ons in Rotterdam, maar dit was anders. Honger heb ik nooit geleden, maar ik zag en ik rook de armoede. Ik was op een plek waar honderden mensen samenwonen, in lemen hutten. Het ging als een lopend vuur rond dat er een blanke priester in de buurt was. Daar was een ongeneeslijk zieke man met een Nederlandse achternaam.
Hij was afstammeling van een Hollander, die ooit na 150 jaar VOC
niet naar ons land was teruggekeerd. De zieke had het verlangen,
dat hij eenmaal de taal zou horen van zijn stamvader. Ik knielde naast hem neer en pakte zijn hand. Er was overdag een olielampje nodig om iets van zijn gezicht te kunnen zien, maar dat viel ineens allemaal weg. Ik rook de muffe lucht niet meer en zijn olielampje gaf plotseling een verblindend licht. We riepen dezelfde Abba aan en ik bad voor hem in het Nederlands. We waren als erfgenamen van die ene Vader, die zo boeiend is, dat de tijd vervaagd en er plotseling niet meer toe doet, stil gaat staan en een eeuwigheidswaarde krijgt die niet meer van onze wereld is. Toen hij het Nederlands hoorde straalde hij en elk woord ademde hij in. Voor het eerst van zijn leven hoorde hij de taal van een voorvader, die in 1796 het eiland Ceylon niet verliet, toen de Hollanders door Engelsen van het eiland werden weggejaagd. Wij verstonden elkaar niet, maar de Geest van God maakte, dat wij elkaar als een Pinkstergeheim verstonden, door de golflengte van de Eeuwige zelf.
We waren plotseling als broeders, erfgenamen van die Ene, die over alle grenzen heen werkt en niet het onderscheid maakt, dat wij mensen maken. “Ik heb een droom vandaag,” sprak ooit dominee Martin Luther King: “Dat mijn vier kinderen op een dag zullen leven, waar zij niet beoordeeld zullen worden op de kleur van hun huid, maar op de inhoud van hun karakter, ik heb een droom vandaag.” Toen ik de sloppenwijk verliet, stonden er bij de uitgang enkele moeders. Ze hadden kinderen bij zich en een van die vrouwen kwam naar mij toe, ze wees naar de kinderen, die langs de weg stonden te wachten. Ik verstond haar niet, maar voelde aan dat het iets ernstigs betrof. Mijn collega vertelde mij later, waarom die moeders daar stonden te wachten. Ze hadden de wens dat ik kinderen mee zou nemen naar dat verre Nederland.
Maar waarom eigenlijk? Ik denk dat de kern niet anders is, dan wat ik verneem in een programma zoals Spoorloos, waarin ouders soms ten einde raad kozen voor het welzijn en geluk van een kind dat zij ontvingen. Kort daarna zijn wij die kinderen gaan helpen, aan voedsel en veel meer, maar de adoptie zoals men toen eigenlijk verlangde is echter veel meer. De Bijbel gebruikt het woord ‘erfgenamen’ als een beeld van adoptie, als een beeld van wat God voor ons gedaan heeft. De mens doet God oneer aan door de zonde, maar plotseling verscheen Hij in mijn gedachten in de lemen hut waarin wij sliepen. In liefde koos Hij ons uit om in Zijn familie te zijn. Hij reinigde ons en trok ons de oude kleding uit, en bekleedde ons met de gerechtigheid van Christus Jezus, met de liefde van Onze Lieve Heer. ‘Zo vriendelijk en veilig als het licht, zoals een mantel om ons heengeslagen’. Hij voedde ons met Zijn waarheid van Zijn Woord en bracht ons op Zijn paden van gerechtigheid en wijsheid. Hij vergezelde ons in Zijn gezin, waar wij broeders en zusters zijn, zoals vanmiddag, over de drempels van de kerken heen. Hij bracht ons waar wij zusters en broeders hebben, om onze lasten en onze vreugde te delen. Paulus schrijft aan zijn gemeente in Rome, dat wij Zijn erfgenamen zijn. Onwillekeurig denk ik aan een programma, dat ik onlangs zag: ‘Waar is mijn erfenis’. Ik ken vanuit mijn werk families, die heel goed met elkaar konden, totdat…, het schilderijtje, wie krijgt de oude klok, en papiergeld in de oude sok? En geen familiediner herstelt het soms nog. Toen Paulus deze brief schreef, kende hij het Romeinse recht. Daaruit wil ik noemen, dat een geadopteerd kind bij aanvaarding voor altijd een kind van de Vader werd, het was eeuwig veilig als zijn kind. Een geadopteerde had gelijk alle rechten in het gezin, als een wettig kind, het werd gezien als een nieuwe persoon, die alles achter zich kon laten, alsof het oude niet had bestaan. Toen we tot Jezus kwamen, werden we uit Adam genomen en in Jezus aangenomen.
We hebben een nieuwe Vader! Ik zag in een tegelmuseum in Otterlo de wijsheid op tegeltjes, daar zag ik deze ook populaire hangen, dezelfde tegel die ik regelmatig ontdek bij een huisbezoek: ‘God heeft ons geen kalme reis beloofd – wel een behouden aankomst.’ We zullen door moeilijke tijden gaan, beproevingen. Nog 72 dagen en wij vieren 80 jaar vrijheid, wat een kwetsbare rijkdom. We moeten niet vergeten, dat we ‘Pelgrims en vreemdelingen’ zijn in deze wereld en dat het volle erfdeel pas vervuld wordt, als wij in het huis van de Vader aankomen. Dan zullen wij weten hoe rijk we zijn en waren, om dan achter de Paarlen poorten in de Lichtstad te mogen zingen, zoals wij nu het lied zullen zingen ‘Abba Vader, U alleen, behoor ik toe, U alleen doorgrondt mijn hart, U behoort het toe. Laat mijn hart steeds vurig zijn, U laat ons nooit alleen. Abba, Vader, U alleen behoor ik toe!’