Bezinnende tekst uitgesproken door em. pastoor Theo van der Sman
tijdens het Zingen onder de Peperbus op zondag 26 februari 2017
naar aanleiding van het evangelie volgens Johannes 5, 1-8
Genezing van een lamme van Bethesda
met als thema: ‘Wat menselijk wenselijk is’

Het gebeurde ooit bij de Schaapspoort in Jeruzalem, bij Bethesda wat betekend:
Huis van Barmhartigheid
Jezus treed Jeruzalem binnen en er is een groot feest in de stad,
het Paasfeest is aanstaande en duizenden verdringen zich in de nauwe straatjes,
naar de tempel.
Zoveel verschillende mensen met hun rassen en hun eigen cultuurachtergrond en talen.
Herinnerend aan psalm 122, het pelgrimslied:
Ik was verheugd toen men mij zeide:
Wij gaan op naar het huis van de Heer;
-Jeruzalem dat ik bemin,
wij treden uwe poorten in.
Maar naar de tempel,daar gaat Jezus niet heen.
Want er is bij die Schaapspoort dij Hij passeerde
een soort ziekenhuis, een verpleeghuis.
Daar passeert Hij, daar lagen de kreupelen,
daar waren de blinden en gebrekkigen.
Daar was die mysterieuze vijver, gevuld door de Kidronbeek vlakbij.
Daar lagen ze te wachten, jaar in jaar uit, want af en toe bewoog dat water.
Het water werd dan aangeroerd door een heraut van de hemel.
Een engel die zich zichtbaar maakte, door de beweging van het water.
De man die beschreven wordt had al 38 jaar gewacht, 38 jaar van kansloosheid.
Niet in staat zichzelf te helpen en altijd maar afhankelijk van de ander.
Mensen die daar passeerden om naar het feest te gaan zouden kunnen zeggen:
‘Ik was nog maar een kind, toen lag hij er al’.
Ik was hier jaren terug, toen lag hij er al, ja, ik herken hem nog wel;
dat hij nog leeft, dat is al een wonder op zich!’
En dan komt daar bij een bron – de bron Gods voorbij:
Die bij een Samaritaanse bij de waterput nog maar kort daarvoor had gesproken:
‘Het water dat Ik geef, zal in hem een bron worden en opwellen tot een eeuwig leven’.
‘Heer geef mij van dat levend water, opdat ik nooit meer dorst krijg’;
de vraag van een vrouw bij een put; die langzaam begreep wie ze voor zich had.
En de profeet Jesaja schrijft 700 jaar eerder:
Onze ziekte heeft Hij op zich genomen en onze smarten gedragen.
Die ene man al 38 jaar ziek, alle moed verloren, zich er letterlijk bij neergelegd.
En van al die mensen die daar liggen, valt het oog van de Heer op die ene mens.
Jezus kijkt over de massa en ziet die ene man daar liggen.
Jezus kiest dus zelf iemand uit.
Hij kijkt over de mensenmassa en
Hij kijkt – met Zijn ogen
Ziet – met Zijn hart
Voelt – met het hart van God
Weet – met mededogen van God.
De schrijnendheid van de situatie.
De ziekenzaal van Bethesda was het thuis van de man geworden.
De verlamde had niemand, het egoïsme van de ander maakte dat hij
er altijd naastgreep, voor hem geen geluk.
Niemand die hem zei:
‘Jij ligt er al zolang’ , bij de volgende keer als er beweging in het water is – dan helpen we jouw, dan ben jij de volgende, heus
Niemand!
Hij was alleen, helemaal alleen, geen moed meer en geen kans van ooit opstaan,
alleen zijn, helemaal alleen.
Hij staat oog in oog met iemand die wist was het betekende om alleen te zijn.
De mens Jezus;
Die geen medicijnen had gestudeerd
en toch de geneesheer is.
Die geen koninkrijk op de wereld had,
toch keizers, koningen vreesden Hem.
Die geen leger had en toch de wereld veroverde.
Die geen kwaad had gedaan,
En die korte tijd later tegen zijn leerlingen in een hof zou zeggen:
Kun je niet een uur met Mij waken,
slaap dan maar door.
Alleen!
Die gevangen genomen zou worden en de Zijnen vluchten.
Hij was alleen!
Die door de straten van Jeruzalem trok en Zijn dierbare Moeder keek machteloos toe.
Moederziel alleen.
Die geen kwaad gedaan had en toch stierf, die gedood werd en toch verrees.
Wat is menselijk wenselijk?
Twee eenzamen bij Bethesda keken elkaar in de ogen, veel woorden waren
er niet eens nodig.
Wil je gezond worden? De man zegt geen ‘ja’:
‘Ik heb geen mens Heer, ik heb geen mens!’
Wil je gezond worden?
En hij klaagt, maar de anderen Heer,
de anderen gaan steeds voor, dat is al 38 jaar zo.
U ziet het toch, dat ik niet kan!
De vraag van de Here is goed bedoeld,
Zo vol medelijden
Zo oprecht
Zo eerlijk
Zo uit het hart
Het lijkt wel een vraag naar ons te zijn,
het leven kan ons zo verlammen, zo intens verlammen.
Mens sta dan toch op! Neem je bed op en wandel!
Sta op en bekeer je!
Jezus spreekt het gezagswoord van God:
Hij spreekt – en het is er.
Hij gebied – en het staat er.
Hij zag het – en het gebeurde.
En de man verlaat dan Bethesda met het bed onder zijn arm,
alsof het de gewoonste zaak van de wereld is!
De mensen er omheen waren misschien wel met hun eigen problemen bezig,
niemand riep naar Jezus: ‘Zoon van David – heb medelijden met mij,
zie naar mij om, en ik dan?’
Soms vergeten wij het ook wel eens:
in deze basiliek om bij het ontsteken der kaarsjes om te vragen,
Opdat gebeuren zou wat menselijk wenselijk is.
Maar zijn die kaarsjes ook uit dankbaarheid aangestoken?
In Borne heb ik jaren geleden eens meegedaan met de,
Living Statues – levende standbeelden.
Elk kwartier mocht je even bewegen maar verder drie uur stilzitten voor het goede doel.
Ik was ik een visser uit Sri Lanka en zat met mijn hengel weinig succesvol op het gazon.
Helaas had het in de krant gestaan dat de plaatselijke pastoor meedeed
aan de levende standbeelden in het centrum van Borne.
Kinderen o.a. van de Eerste Communievoorbereiding keken mij recht in de ogen en riepen naar de ouders:
‘Ma, hij is het echt hoor!’
Strak voor je uit blijven staren terwijl je eigenlijk denkt, kind hoepel a.u.b. op.
Terwijl ik daar zat werd een mevrouw voortgeduwd in een rolstoel, ik kende
haar goed. M
Met mijn geschminkte gezicht keek ik haar aan, daar zat ze al jaren in, hersenbloeding,
kon niks meer zelf, pleistertje op haar neus voor de sondevoeding.
Levend standbeeld zijn, je leert er veel van!
Iedereen, die nog goed kan en zich gezond voelt, zou daar eens moeten gaan zitten .
Ik zit hier maar drie uur, zij zit daar al zo vele jaren;
wat was ik graag naar haar toe gegaan en gezegd:
‘Laat je rolstoel voor wat het is, laat de mensen maar gaan,
geef me een arm en kom met mij mee en we lopen samen verder’.
En toch doe de Heer mensen opstaan: want soms zijn wij als de rabbi
in een antiek Joods verhaal.
De rabbijn in een grote stad die de slaap niet kon vatten,
die naar buiten ging en in gesprek ging met de Nachtwacht die ineens voor hem stond,
met hem meeliep.
Soms dolen wij door de straten van ons denken.
Door het labyrint van onze geschiedenis.
Over de kruispunten van onze wanhoop.
Over de verkeersdrempels, die als onze zonden zijn.
Het geheugen dat ons wekt, en zegt wat wij niet hadden moeten doen.
Maar dan is er die heilige Nachtwaker:
Wat doet u hier, op een moment dat ik u niet had verwacht.
Zouden wij als de rabbijn in het joodse verhaal aan de Here kunnen vragen.

Ik waak over jouw! Zegt de waker van de nacht.
Hij zal ons vragen: ‘Maar over wie waak jij eigenlijk?’
Over wie waak jij eigenlijk?
en misschien zou je namen kunnen noemen,
maar misschien ook helemaal niemand.
Misschien wordt het dan stil, hoe menselijk wenselijk,
doen wij het goed?
of schieten wij tekort misschien?
Maar laten wij het stil maken,
en in gebed vragen:
maar wilt U over ons waken,
over mij waken?